Omgang met lichaamsvloeistoffen
5.1 Dit vraagt de zorg van je
Overzicht competenties
- Je handelt hygiënisch bij de opvang en afvoer van lichaamsvloeistoffen zoals urine en feces.
- Je gebruikt materialen, zoals katheterzakken, urinalen, po’s en incontinentiemateriaal correct en voert deze op de juiste manier af.
- Je voorkomt verspreiding van micro-organismen bij de omgang met lichaamsvloeistoffen.
5.3. Animaties en video's
Po spoeler
Incontinentiemateriaal
Lichaamsvloeistoffen
5.4. E-learnings en Interactieve Modules
Verzorgend wassen
E-learning Verzorgend Wassen – Zorg voor Beter
Deze module behandelt onder andere hygiënisch werken, het gebruik van handschoenen en omgaan met incontinentie – allemaal situaties waarin je met lichaamsvloeistoffen te maken kunt krijgen.
Scholing over verzorgend wassen – Zorg voor Beter
Bevat aanvullende materialen en kennis die je zelfstandig of in teamverband kunt gebruiken. Ook geschikt voor docenten.
5.5. Toetsvragen en kennisvragenlijst
Toetsvragen
- Welke persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) zijn verplicht bij contact met lichaamsvloeistoffen?
- Wat zijn voorbeelden van lichaamsvloeistoffen die een risico op besmetting vormen?
- Wat moet je doen als je per ongeluk in contact komt met bloed of andere lichaamsvloeistoffen?
- Waarom is het belangrijk om lichaamsvloeistoffen als potentieel infectieus te beschouwen?
- Wat zijn de stappen voor veilige afvoer van lichaamsvloeistoffen in de zorg?
Casusgerichte vraag
Je helpt een cliënt bij het verwisselen van een stomazakje. Tijdens de handeling komt er ontlasting op je handschoen en een beetje op de bedrand.
Welke stappen onderneem je direct na deze handeling om besmetting te voorkomen?
Antwoord
- Handschoenen uittrekken en handhygiëne uitvoeren.
- Bedrand reinigen en desinfecteren volgens protocol.
- Eventueel andere besmette oppervlakken controleren.
- Nieuwe handschoenen aantrekken bij verdere zorg.
Checklist voor zelfevaluatie
- Draag ik altijd handschoenen bij mogelijk contact met lichaamsvloeistoffen?
- Voer ik handhygiëne uit na het uittrekken van handschoenen?
- Reinig en desinfecteer ik oppervlakken die in contact zijn gekomen met lichaamsvloeistoffen?
- Weet ik wat te doen bij een prikaccident of ander incident met lichaamsvloeistoffen?
5.2. Dit moet je weten en kunnen
Basishygiëne
Zorg voor jouw veiligheid en die van je cliënt.
Draag handschoenen bij een risico op contact met urine, ontlasting of andere lichaamsvloeistoffen. Draag bijvoorbeeld handschoenen bij:
- Het helpen met het afvegen van de billen.
- Een cliënt die regelmatig incontinent is en/of ongelukjes heeft. Handschoenen draag je uit voorzorg.
- Het aannemen, vervoeren en/of legen van opvangmateriaal (urinaal, bedpan, bekkentje) met lichaamsvloeistof.
Je hoeft geen handschoenen te dragen bij:
- Het begeleiden van een cliënt naar het toilet toe.
- Het naar beneden doen van kleding van een cliënt. De cliënt redt zich verder zelfstandig.
- Het helpen met de kleding aan doen na het toiletbezoek, bij een continente cliënt.
- Het doorspoelen van het toilet.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen als er risico is op spatgevaar met urine en ontlasting.
Pas handhygiëne toe nadat je de handschoenen en persoonlijke beschermingsmiddelen hebt uitgedaan. Als handen en/of onderarmen zichtbaar vervuild zijn met lichaamsmaterialen, is handen wassen met zeep nodig in plaats van handdesinfectie. Wanneer mogelijk, laat je de cliënt na een toiletbezoek de handen wassen.
Vervang (dienst)kleding als deze zichtbaar vervuild is. Kijk hier voor meer informatie over handhygiëne en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Opvang voor urine en feces
Het is het beste om urine of ontlasting op te vangen via het toilet. Dit is de meest hygiënische manier. Als het toilet niet gebruikt kan worden door de cliënt, zijn er verschillende andere mogelijkheden om urine en ontlasting op te vangen. Onderstaand een aantal aanbevelingen per opvangmethode. Bekijk de SRI-richtlijnen voor meer informatie.
Toilet
Beoordeel vooraf welke hulp de cliënt nodig heeft bij toiletgebruik. Gebruik bij voorkeur een eigen (cliëntgebonden) toilet en draag handschoenen en beschermingsmiddelen bij risico op contact met urine of ontlasting. Pas altijd handhygiëne toe na het helpen, ook na het dragen van handschoenen. Laat de cliënt ook de handen wassen. Reinig het toilet en omgeving na gebruik. Gebruik een toiletverhoger bij voorkeur per cliënt en reinig of desinfecteer deze goed na gebruik of bij vertrek van de cliënt.
Postoel, po of urinaal
Gebruik po’s, postoelen en urinalen op een hygiënische en zorgvuldige manier. Een postoel heeft de voorkeur boven een po in bed.
Voor po’s geldt: gebruik een po met deksel en absorberend materiaal, draag handschoenen bij het verwijderen en voorkom morsen. Maak indien nodig het bed en de omgeving schoon en desinfecteer. Gebruik een pospoeler voor het legen van de po. Pas handhygiëne toe na het uittrekken van de handschoenen.
Een postoel is bij voorkeur cliëntgebonden. Let op morsgevaar, pas handhygiëne toe en maak de postoel goed schoon na gebruik. Vergeet daarbij niet ook de onderkant goed te reinigen of te desinfecteren bij verontreiniging.
Voor urinalen geldt: gebruik er één met een deksel en absorberend materiaal, draag handschoenen bij gebruik, voorkom morsen en voer het urinaal direct na gebruik af. Gebruik de pospoeler voor het legen van het urinaal. Vergeet ook hier de handhygiëne niet.
Blaaskatheter
Een slangetje in de blaas (urinekatheter of blaaskatheter) is de belangrijkste risicofactor op het ontstaan van urineweginfecties. Via het slangetje kunnen namelijk bacteriën in de blaas van de cliënt komen. Het is daarom belangrijk om de blaaskatheter op een schone manier te plaatsen, verzorgen en wisselen.
Plaatsen
Gebruik bij het plaatsen een onderlegger, trek niet-steriele handschoenen aan en maak de geslachtsdelen schoon met kraanwater. Pas altijd de algemene voorzorgsmaatregelen toe.
Dagelijkse verzorging
Zorg dagelijks voor goede hygiëne bij katheterzorg. Volg algemene voorzorgsmaatregelen en zorg dat de cliënt genoeg drinkt. Hang de opvangzak altijd onder de blaas en voorkom contact met de vloer. Reinig dagelijks de geslachtsdelen met water en leeg de opvangzak op tijd om verstopping te voorkomen. Beweeg zo min mogelijk aan het kathetersysteem.
Overweeg het hergebruik van katheter(nacht)zakken, zolang dit volgens de fabrikant mag. Gebruik geen zakken die zichtbaar vuil zijn en bewaar gebruikte zakken op een veilige plek. Stem de manier van aansluiten van de nachtzak af op wat de gebruiker prettig vindt.
Wisselen
Denk na over een wisselbeleid waarbij de blaaskatheter elke 6 tot 12 weken wordt vervangen. Overweeg om de katheter vaker te wisselen, bijvoorbeeld maandelijks of bij problemen (zoals verstopping), als de cliënt:
- Eerder katheter-gerelateerde urineweginfecties of verstoppingen heeft gehad.
- Extra kwetsbaar is voor infecties.
- Niet goed kan aangeven dat er misschien een infectie of verstopping is.
Incontinentiemateriaal
Gebruik incontinentiemateriaal dat goed past bij de cliënt en voldoende absorbeert. Verwissel dit regelmatig en laat de cliënt het zelf doen als het kan. Zet alle spullen klaar voor je begint. Zorg voor goede handhygiëne en laat herbruikbare materialen op de juiste manier reinigen of verzamelen. Materialen zoals een netbroekje of elastiek moeten na gebruik op minimaal 60 °C in de wasmachine.
Stomamateriaal
Geef de cliënt duidelijke uitleg over goede hygiëne bij stomazorg. Gebruik altijd handhygiëne vóór en na het verwisselen, draag handschoenen tijdens het verwisselen en bescherm de omgeving bij kans op morsen.
Opvangzakken
Gebruik genoeg absorptiemateriaal bij een opvangzak om morsen te voorkomen. Draag handschoenen als je de zak verwijdert. Sluit de zak goed af na gebruik en gooi hem weg in de afvalbak of via de vacumeermachine. Was of desinfecteer daarna altijd je handen.